Ergens tussen Budapest en Cluj (Roemenië) spreek ik een Roemeen van Hongaarse afkomst (of moet ik zeggen een Hongaar die in Roemenië woont, maar dat ligt hier nogal gevoelig), die ooit na de omwenteling met geld uit Nederland een bedrijfje is gestart. Ik vraag hem naar zijn grootste probleem. ‘Personeel’, verzucht hij, ‘er is hier haast geen goed personeel te krijgen. Weet u, ik moest laatst 600 euro betalen aan een headhunter omdat hij een personeelslid voor mij gevonden had.’ Wij kijken elkaar verrast aan; dit antwoord hadden wij niet verwacht, dezelfde problematiek als in Nederland.
Ik bezoek deze week Roemenië, even kijken hoe de ontwikkelingen hier gaan. Hoe verder wij Roemenië inrijden, hoe verbaasder wij worden over hoe de snel hier de veranderingen gaan. De val van Ceausescu kan ik mij nog herinneren en wie heeft de beelden van de kindertehuizen daar niet meer voor ogen? Ik krijg natuurlijk niet de kans om alles te zien, maar vandaag passeert mij een groepje gehandicapte kinderen die er goed verzorgd uitzien. We laten ons vertellen dat de economie een stormachtige ontwikkeling doormaakt. Ik trek een beetje de vergelijking met China waar ik een beetje dezelfde ontwikkeling zie, zij het dat het hier toch anders is. Ik leer bijvoorbeeld dat 2,5 miljoen Roemenen hun geluk in het buitenland zoeken, voornamelijk in Italië en Spanje. Toch gek, want in het eigen land zit men om deze mensen te springen. Tegelijkertijd valt mij op dat ik veel ouderen zie en maar weinig jongelui. Mogelijk weggetrokken om elders een betere job te krijgen.
Geen opmerkingen:
Een reactie posten