14 augustus 2014

Toekomst Accountantsberoep: Naar een duurzaam accountantsberoep

Let op de tekst is een beetje lang daarom heb ik ook een pdf gemaakt zodat deze makkelijk te lezen is op een tablet. Deze is hier te downloaden



Naar een duurzaam accountantsberoep

Twee jaar geleden schreef ik als achtergrond bij mijn openingspresentatie op de Accountancynieuwsdag het verhaal ‘De perfecte storm, turbulentie in de accountancymarkt’. In ‘De perfecte storm’ beschreef ik wat naar mijn mening de root causes zijn van de huidige problemen in de accountancybranche. Ik sloot ‘De perfecte storm’ af met de roep om leiderschap om deze problemen op te lossen. Nu, twee jaar later, moeten we helaas concluderen dat dit leiderschap er niet is geweest en dat we na nieuwe blunders van het beroep nu ineens geconfronteerd worden met een opdracht van de politiek om ons te hervormen. En daar krijgen we maar een paar maanden de tijd voor. 

Dit essay is een vervolg op ‘De perfecte storm’, waarbij ik deze keer niet zal eindigen met een oproep tot leiderschap binnen het beroep, maar met een uitwerking van maatregelen die mijn inziens genomen moeten worden om het beroep duurzaam te verbeteren. Ik gebruik hier bewust de term duurzaam, omdat ik bang ben dat er onder druk van de politiek een aantal cosmetische ingrepen worden gedaan die de daadwerkelijke root causes niet zullen aanpakken. Met als gevolg dat we over niet al te lange tijd weer geconfronteerd zullen worden met nieuwe incidenten. Dit verhaal is mijn bijdrage aan het debat dat ik helaas, deels door vakantie, slechts op afstand heb kunnen volgen. Dat had wel als voordeel dat ik weer eens los kon komen van de materie, zaken goed kon overdenken en dat ik de onderbouwing kon vinden voor mijn voorstellen. Daarom bewust mijn keuze voor het woord ‘duurzaam’, waarmee ik bedoel dat de door mij voorgestelde verbeteringen voor zeer lange tijd bruikbaar moeten zijn. Maar tegelijkertijd moeten we als beroepsgroep beseffen dat het noodzakelijk is om ons beroep continu aan de heersende tijdgeest aan te passen.

Een van mijn overstijgende conclusies is dat het accountantsberoep te lang heeft geteerd op de verworvenheden van haar founding fathers. Het accountantsberoep is ontstaan na een grote vertrouwenscrisis in de maatschappij, maar we zijn vergeten om in dialoog met het maatschappelijk verkeer onze opdracht continu aan te passen aan de eisen van deze tijd. Waardoor we dus denken dat we nog steeds met dezelfde principes, en misschien wel met hetzelfde gereedschap, ons werk kunnen uitvoeren. Terwijl de maatschappij om ons heen heel sterk veranderd is. Vertrouwen (trust) is door maatschappelijke ontwikkelingen en de economische (vertrouwens)crisis een totaal ander begrip geworden. Het beroep zal zichzelf dus opnieuw moeten uitvinden en antwoord moeten geven op de vragen van deze tijd.
Qua opzet heb ik besloten om nogmaals de root causes uit te werken. Deels is dit een herhaling van mijn verhaal in ‘De perfecte storm’, hoewel ik de verhalen wel heb geactualiseerd met nieuwe inzichten en deze nog verder onderbouwd heb. Tevens zorgt het ervoor dat dit een zelfstandig leesbaar geheel wordt zonder al te veel verwijzingen naar ‘De perfecte storm’.
De root causes worden behandeld in de hoofdstukken 1 tot en met 4. Helemaal nieuw is hoofdstuk 5, waarin ik nader inga op een aantal worstelingen die ik persoonlijk heb ten aanzien van de discussie en het denken van velen over de huidige problematiek, zowel binnen als buiten de accountancy.

De maatregelen die noodzakelijk zijn, heb ik verdeeld in externe maatregelen (hoofdstuk 6) – de zaken die geregeld moeten worden tussen het beroep en de maatschappij – en interne maatregelen (hoofdstuk 7) – de zaken die het beroep zelf zal moeten oppakken. Met mijn maatregelen richt ik mij vooral op de OOB-kantoren en de wettelijke controle in het OOB-segment. De NBA heeft ervoor gekozen om het vooral een feestje te laten zijn voor deze kantoren, dus die moeten dan ook maar de maatregelen nemen.
Zoals hiervoor aangegeven: dit is mijn persoonlijke bijdrage aan de discussie en dit essay is dan ook op persoonlijke titel geschreven. Veel van de maatregelen c.q. oplossingen die ik aandraag zijn wel gevormd in de discussies met mijn #Tuacc-vrienden en die wil ik hier dus niet onbenoemd laten. Uiteraard ben ik altijd bereid om een leuke discussie aan te gaan over mijn voorstellen.

Kefalonia/Dordrecht, augustus 2014


1           De identiteitscrisis van het accountantsberoep

Al decennialang wordt er gesproken over een verwachtingskloof tussen ‘de accountancy’ en het maatschappelijk verkeer. Ik zou zelf eerder over een identiteitscrisis willen spreken. Immers, de accountant verricht een publieke taak en als hij het draagvlak daarvoor aan het verliezen is, is er geen sprake van een verwachtingskloof maar van een crisis rondom de identiteit van de accountant.
De wetgever heeft ervoor gekozen om de rol van de accountant redelijk summier te beschrijven in de artikelen 393 en 362 van BW2 Titel 9. De wijze waarop het beroep invulling geeft aan deze taak is vooral door het beroep zelf ingevuld. Daarnaast is wetgeving soms ook nog weleens op eigen wijze geïnterpreteerd.
Een mooi voorbeeld hiervan vind ik nog steeds de wijze waarop het beroep in 1993 is omgegaan met de aanpassing van artikel 393 lid 4 in het kader van de Wet computercriminaliteit. In de wet kwam namelijk te staan: “De accountant brengt omtrent zijn onderzoek verslag uit aan de raad van commissarissen en aan het bestuur. Hij maakt daarbij ten minste melding van zijn bevindingen met betrekking tot de betrouwbaarheid en continuïteit van de geautomatiseerde gegevensverwerking”.
Er ontstond een stevige discussie in accountantsland: men was veel te bang dat er door deze nieuwe regelgeving een verwachtingskloof ontstond. Met maar liefst twee audit alerts werd de nieuwe regelgeving ‘geneutraliseerd’ door te stellen dat: “Indien de accountant in de normale uitoefening van zijn taak in het kader van de controle van de jaarrekening opmerkingen heeft over de betrouwbaarheid en continuïteit van de geautomatiseerde gegevensverwerking, zal hij hiervan melding moeten maken in het accountantsverslag aan de directie en Raad van Commissarissen. Er behoeft geen aanvullend onderzoek plaats te vinden”.
De maatschappelijke behoefte om de accountant een uitbreiding te geven van zijn wettelijke mandaat wordt door het beroep steeds afgewezen onder het mom van de verwachtingskloof. Dat is niet alleen gebeurd bij het ICT-vraagstuk, maar bijvoorbeeld ook bij het detecteren van fraude. Het beroep is behoudend en dat is ook goed; het past bij onze rol als accountant. Maar het niet willen ingaan op (nieuwe) maatschappelijke behoeftes is volgens mij een van de root causes van de huidige crisis in accountancyland.

2           Low Trust Society

Ruim 10 jaar geleden was de wereld een stuk eenvoudiger. De muur was gevallen, de Koude Oorlog voorbij en Oost-Europa ontwikkelde zich snel richting een markteconomie. China bloeide op als een van de nieuwe productiecentra van de wereld. De economie groeide mede door de enorme technologieboost, die op zich weer globalisering mogelijk maakte. We constateerden met elkaar dat de wereld plat was geworden en dat er voor de mondiaal ingestelde burger eigenlijk geen grenzen meer waren. Er was een onwrikbaar vertrouwen in de democratie als staatsvorm en het kapitalisme als economisch gedachtegoed. Wetenschappers spreken ook wel over de neoliberale periode.

Op 11 september 2001 brak er een nieuwe periode aan, toen de hele wereld geschokt werd door de beelden van de twee vliegtuigen die het World Trade Center in vlogen. Het vertrouwen van mensen werd geknakt en wantrouwen kwam hiervoor in de plaats. De instituties waar wij jarenlang op vertrouwden, kwamen onder druk te staan. Omdat zij blijkbaar geen antwoord hadden op de vragen die ineens opkwamen. Tolerant en polderend Nederland kreeg hier ook mee te maken door de opkomst van Pim Fortuyn. De moord op Fortuyn – en later die op Van Gogh –veranderde het onschuldige beeld van Nederland. Dit zorgde uiteindelijk voor een sterk gepolariseerde periode in zowel de politiek als de samenleving.

In zijn boek ‘Trust: The Social Virtues and The Creation of Prosperity’ (Fukuyama, 1996) maakt de Amerikaanse hoogleraar Francis Fukuyama onderscheid naar zogenaamde High Trust en Low Trust Societies. Hij stelt in zijn boek onder andere het volgende:
“Een van de belangrijkste lessen die wij kunnen leren van de bestudering van het economische leven is dat het welzijn van een natie en haar vermogen om te concurreren worden bepaald door één enkel diepgeworteld cultureel kenmerk: de mate van vertrouwen die aan de gemeenschap inherent is.”

Juist ook in deze periode waarin het maatschappelijk vertrouwen afbrokkelde, vonden de eerste schandalen van deze eeuw plaats: Enron in oktober 2001 en Ahold in oktober 2003. Dat waren de eerste scheuren die zouden gaan leiden tot de grote economische en vooral ook vertrouwenscrisis van 2007.

Het mag duidelijk zijn dat Nederland en de westerse ontwikkelde wereld nog steeds behoren tot de landen met een High Trust Society, maar door de hiervoor geschetste ontwikkelingen is het vertrouwen wel minder geworden. Het vertrouwen in systeeminstellingen, zoals banken en accountantskantoren, is natuurlijk sterk afgenomen. Door het afnemende vertrouwen is de roep om transparantie steeds sterker geworden. Mensen vertrouwen niet meer op mededelingen van derden; ze willen het zelf uitzoeken. Mede door de komst van internet is het voor iedereen ook mogelijk om bijna alles op te zoeken.

Tegen het licht van deze maatschappelijke ontwikkelingen voert de accountant zijn vertrouwensfunctie uit, in een maatschappij die steeds minder zaken vertrouwt. De vraag is dan ook of het accountantsberoep in zijn huidige rol dat nog wel kan? Indien die rol niet verandert, is er inderdaad sprake van een onoverbrugbare kloof.


3           De vertrouwenscrisis van 2007-?

De economische crisis van 2007-2013 heeft vele gedaanten aangenomen; van hypothekencrisis naar bankencrisis en vervolgens weer naar Eurocrisis. Maar tegen het licht van de beschreven maatschappelijke ontwikkelingen in het voorgaande hoofdstuk was het vooral een vertrouwenscrisis. We zouden ook kunnen stellen dat de economische crisis een logisch gevolg was op de maatschappelijke crisis die ontstond na 2001. En door het wegvallen van het vertrouwen in de instituties ontstond er zelfs een systeemcrisis, waardoor overheden moesten ingrijpen om het financiële systeem overeind te houden. En hoewel de economische crisis inmiddels ten einde lijkt, is het nog maar de vraag: a) hoe lang het duurt om te herstellen van de vertrouwenscrisis; en b) of het systeem voldoende gerepareerd is.

Tijdens de crisis is het vertrouwen in de werking van het financiële systeem, en de rol van de verschillende instituties daarbinnen, haast tot het nulpunt gedaald. Ook de accountant heeft een rol binnen het financiële systeem en om die reden werd terecht de vraag gesteld ‘Waarom heeft de accountant niet eerder aan de bel getrokken?’. Uiteraard waren er early warnings, maar die heeft het beroep te weinig opgepakt. Een duidelijk antwoord uit het beroep – anders dan het aanvoeren van de gebruikelijke verwachtingskloof – is er nooit gekomen.

Daarnaast was het opvallend dat het besef dat de accountant ook een systeemrol heeft, eigenlijk helemaal niet leefde bij het beroep. De toenmalige voorzitter van het NIVRA verbaasde zich na een discussie met de Tweede Kamer over de toebedeelde systeemrol. Hij was er zelfs een beetje trots op, maar besefte te weinig dat we naar de mening van het maatschappelijk verkeer ernstig gefaald hadden in deze rol.

De crisis zorgde ook voor nieuwe schandalen in de accountancy. En misschien klinkt het wat cru, maar dat was ook wel te verwachten. De eerste schandalen hadden niet geleid tot een significant andere rol van de accountant; die ging gewoon door met wat hij altijd al deed. De oplossing kan alleen liggen in een brede aanpak van het governance vraagstuk.


4           Disruptieve werking van technologie

Oorspronkelijk heette dit hoofdstuk ‘De snelle technologische en maatschappelijke veranderingen’, totdat ik ongeveer een jaar geleden stuitte op de term ‘disruptive technology of innovation’. Hieronder wordt verstaan: A disruptive innovation is an innovation that helps create a new market and value network, and eventually disrupts an existing market and value network (over a few years or decades), displacing an earlier technology. The term is used in business and technology literature to describe innovations that improve a product or service in ways that the market does not expect, typically first by designing for a different set of consumers in a new market and later by lowering prices in the existing market.

De sterke technologische ontwikkeling, gevoed door onder andere het internet en steeds krachtiger wordende microprocessoren, zorgt er – mits slim ingezet – voor dat bestaande businessmodellen verdwijnen en dat er nieuwe ontstaan. Ondanks de recente crisis lijkt het wel of de aarde elke dag weer een stukje sneller draait. De opkomst van (mobiel) internet zorgt ervoor dat we 24/7 online zijn, en het lijkt wel of we ons er nauwelijks nog van kunnen losmaken. De informatie op het internet neemt inmiddels een kolossale omvang aan, waardoor er nieuwe hulpmiddelen (big data) nodig zijn om deze überhaupt nog te kunnen ontsluiten. Door social media zijn ‘vriendschappen’ virtueel geworden en is iedereen in staat om zijn mening te geven, mits hij zich houdt aan de maximale lengte van 140 karakters (twitter). In Nederland is er vrijwel geen huishouden meer zonder computer en de computer is getransformeerd naar een tablet, die gewoon op schoot kan. Waar vroeger de defensie-industrie en het bedrijfsleven de marsroute van de ICT-ontwikkelingen bepaalden, wordt die nu bepaald door de consumenten.

Ondernemingen worstelen ook met deze vraagstukken. De reisbranche en de retail worden vaak als voorbeeld aangehaald van branches die flink geraakt zijn door deze ontwikkelingen. Maar ik durf inmiddels wel te stellen dat er geen enkele branche zal zijn die de gevolgen niet gaat voelen van de misschien wel nieuwe technologische revolutie waarin wij ons bevinden.

In deze veranderende wereld staat de accountant met een gereedschapkist in zijn hand die nog dateert uit de vorige eeuw. Erger nog; er zijn nog accountants die durven te stellen dat zij nog steeds om de computer heen controleren. Binnen het beroep is er weinig innovatie, als het gaat om het ontwikkelen van nieuw gereedschap dat beter voldoet aan de omgeving van vandaag. En dat terwijl in laboratoria op universiteiten inmiddels algoritmen worden ontwikkeld die het werk van een accountant grotendeels kunnen vervangen. De vraag is dan ook: gaat ons beroep deze technologische revolutie overleven of zullen er nieuwe spelers opstaan die onze markt gaan overnemen?


5           Verwarring

Voordat ik naar de door mij bedachte oplossingen ga, wil ik u een beetje deelgenoot maken van de verwarring in mijn hoofd. Dat is noodzakelijk om de oplossingen dadelijk beter te kunnen duiden. Als u mij vraagt of de accountancy in de afgelopen jaren een groot aantal steken heeft laten vallen, dan is mijn antwoord een volmondig ‘JA!’. Maar wat bij mij toch wel blijft knagen is de vraag of de accountant daar dan als enige verantwoordelijk voor is? Mijn antwoord daarop is een volmondig ‘NEE!’.

Als je de discussies over het beroep volgt, en ook ziet wat er in de politiek wordt gesteld, dan lijkt het haast zo te zijn alsof de accountant de enige is die verantwoordelijkheid draagt. Daarom kom ik terug op de systeemrol van de accountant. Volgens het beroep ligt die vooral op het gebied van de jaarrekening, maar we zien dat er maatschappelijk behoefte is aan een veel bredere systeemrol van de accountant. Binnen dat systeem zijn er echter nog meer spelers die van belang zijn. En voor een goed werkend systeem is het noodzakelijk dat iedereen binnen het systeem dan ook de juiste rol speelt. Door alleen de regelgeving voor de accountant aan te scherpen en niets te doen aan zijn systeemrol dan wel de rol van anderen binnen het systeem, krijgen we naar mijn mening geen duurzame verbetering van ons financiële systeem en zullen we geconfronteerd blijven worden met de lacunes van datzelfde systeem.

Voor een duurzame verbetering van het accountantsberoep is er meer nodig dan alleen wat nieuwe regelgeving rondom het beroep. Ik heb het al geschreven in mijn inleiding; ik ben bang dat de door de politiek geïnitieerde discussie niet gaat leiden tot duurzame verbetering van het beroep. Het besef dat daar veel meer voor nodig is, ligt voor een gedeelte ook buiten de reikwijdte van het beroep.


6           Externe oplossingen

6.1         Naar een nieuw mandaat van het maatschappelijk verkeer

De identiteitscrisis van het beroep is alleen op te lossen door een nieuw helder mandaat van het maatschappelijk verkeer; dat bepaalt immers wat zij wenst van de accountant. Hierbij herhaal ik dan wel even de aantekening uit mijn vorige hoofdstuk: daarbij moet goed worden gekeken naar de rol van de accountant binnen het systeem en ook naar de rol van de andere spelers binnen het systeem. Naar mijn mening moet de accountant een veel bredere rol binnen de governancestructuur krijgen van een organisatie om zijn rol naar behoren uit te kunnen voeren. De accountant moet zich niet alleen beperken tot de jaarrekening, maar zou ook moeten rapporteren over de volgende zaken:

  •           relevante risico’s voor de onderneming en het risicomanagement;
  •           opzet en werking van de administratieve organisatie en interne beheersing;
  •           fraude binnen de organisatie, werking van een klokkenluidersregeling, etc.
  •           de beloningsstructuur van het management;
  •           invulling van de governance binnen de organisatie;
  •           continuïteit en betrouwbaarheid van de geautomatiseerde gegevensverwerking;
  •           wijze van waarderen van de verschillende balansposten.

In plaats van de accountantsverklaring zou de accountant bij de jaarrekening een rapport van bevindingen moeten publiceren, waarin hij uitvoerig rapporteert over de bovenstaande punten. Dit wettelijk vastgelegde mandaat is overigens een minimumpositie; de raad van commissarissen dan wel de aandeelhoudersvergadering kan als opdrachtgever de accountant vragen om aanvullend onderzoek te doen.

Gezien de nieuwe positie van de accountant binnen de governance van de organisatie zal de accountant alleen nog maar rechtstreeks rapporteren aan de raad van commissarissen en aan de vergadering van aandeelhouders. Het management van de huishouding is in principe ook object van onderzoek geworden.

De benoemingstermijn van de accountant is gelijk aan die van de maximale zittingstermijn van de raad van commissarissen, namelijk 3 termijnen van 4 jaar. Na elke periode van 4 jaar zal de accountant door de algemene vergadering van aandeelhouders herbenoemd moeten worden.

6.2         Selectie accountant op basis van kwaliteit en deskundigheid

Door de verplichte roulatie van accountants vindt er op dit ogenblik een grote stoelendans plaats bij de OOB-organisaties. Hoewel er geen formele statistieken van bekend zijn, blijkt dat de gemiddelde prijs van de opdrachten gedaald is met 20%. In de meeste gevallen nemen de kantoren de inwerkkosten van het eerste jaar voor hun eigen rekening. Het gemiddelde uurtarief van de assurancewerkzaamheden is daarbij lager geworden dan het gemiddelde tarief voor een loodgieter in dit land. Het is de vraag of de duurzame kwaliteit van het accountantsberoep gebaat is bij een dergelijke ontwikkeling. Deze prijsstelling is alleen mogelijk indien het accountantskantoor op andere wijze lucratieve adviesopdrachten binnen weet te halen. De vraag is of dat nog wel kan met de aangescherpte regelgeving over de samenloop van advies- en assurancewerkzaamheden.

Naar mijn mening moet de selectie van een accountant plaatsvinden op basis van kwaliteit en deskundigheid en niet op basis van prijs. Kortom, een beauty contest in plaats van een price contest. De accountantswerkzaamheden moeten op zichzelf tot een normaal gezond rendement leiden. Wat mij betreft geldt daarbij een absoluut verbod op het verlenen van andere adviesdiensten door het kantoor dat de assurance uitvoert. Ik pleit niet voor audit-only kantoren, maar wel voor een audit-only relatie tussen accountant en cliënt.

Toezicht op de selectieprocedure zal moeten plaatsvinden door de AFM. Ik heb daar ooit bij de totstandkoming van de Wta ook voor gepleit. Het was natuurlijk opvallend dat KPMG ruim een ton minder in rekening bracht bij Vestia dan Deloitte. Heeft men door minder tijd dan ook minder gezien? En bij Imtech wilde men uit kostenoogpunt geen halfjaarscontrole meer, juist in de periode dat de fraude met het Poolse pretpark ontstond. Er is volgens mij een relatie tussen de prijs die voor de controle wordt betaald en de kwaliteit van de uitvoering.

6.3         Uitbreiding definitie OOB’s en andere grondslagen voor bepaling van de wettelijke controle

Onderdeel van het nieuwe mandaat moet ook een nieuwe definitie zijn van het begrip Organisaties van Openbaar Belang (OOB). Vanuit mijn gezichtspunt bezien vallen er nu te weinig organisaties onder deze definitie. Die definitie zou naar mijn mening echt moeten gaan over het openbaar belang van organisaties en dus ook over de maatschappelijke uitstraling als er zaken fout gaan.

Tegelijkertijd worstel ik met de wettelijke controle in het mkb. De huidige grondslagen die bepalen of een onderneming wel of niet onder een wettelijke controle valt, werken naar mijn mening niet. We vallen organisaties met een wettelijke controle lastig die daar qua structuur, financiering en governance helemaal niet geschikt voor zijn. Dit leidt tot de rare situatie van het jaarlijks afgeven van een oordeelsonthouding. Het simpelweg verhogen van de huidige grenzen is daarop niet het antwoord. Misschien moeten we nadenken over een andere wijze van controle die hier beter bij past; zowel maatschappelijk als naar de onderneming toe.

6.4         Maatschappelijke signaalfunctie van het beroep

Een paar jaar geleden is de NBA gestart met de maatschappelijke managementletter. Dit initiatief zou geïntensiveerd moeten worden. De mening van de accountant moet niet alleen in beslotenheid hoorbaar zijn, maar ook in het openbaar. Zonder dat dit grote invloed heeft op bijvoorbeeld koersontwikkelingen van ondernemingen. Een goed voorbeeld vond ik de standpunten die naar buiten zijn gebracht rondom de ziekenhuizen; dit kan op uitgebreidere schaal plaatsvinden. Bovendien helpt dit de individuele accountant om zijn rug recht te houden als hij zaken veranderd wil hebben.

7            Interne maatregelen

Maar de verandering moet niet alleen van buiten komen; de echte verandering zal binnen het beroep plaats moeten vinden. De laatste tijd is er te veel misgegaan wat gewoon aan de cultuur binnen de kantoren lag. Dat kan niet, dat mag niet en dat moet dus ‘gewoon’ veranderen.

7.1         Accountancyeed

Ik ‘ben niet zo van een eed afleggen’. Maar ik vind het wel opvallend dat ik de enige bestuursvoorzitter ben geweest die publiekelijk de door Jules Muis bedachte eed voor accountants heeft ondertekend. Blijkbaar durfde niemand anders voor zijn eigen handelen publiekelijk verantwoording te nemen. Zo spannend is die eed nu ook weer niet:

Ik, Fou-Khan Djeh Tsang, voorzitter raad van bestuur, ben van 1 oktober 2006 tot op heden werkzaam bij Alfa Accountants en Adviseurs. En verklaar hierbij dat mij uit mijn verbonden werkzaamheden van de afgelopen jaren geen mogelijke kwade zaken bekend zijn die de reputatie van mijn kantoor dan wel het accountantsberoep belangrijk in gevaar kunnen brengen.
Getekend,
Wageningen, 24 april 2014

Ik ben hier erg van geschrokken; dit past niet bij een beroep dat steunt op een maatschappelijk mandaat. Ik denk dat het daarom wel belangrijk is dat alle accountants een dergelijke eed moeten afleggen om hun inschrijving in het register te kunnen handhaven. Degenen die dat niet willen, moeten simpelweg worden uitgeschreven uit het register.

7.2         Besturingsmodel en governance accountantskantoren

Jarenlang hebben accountants de fabel verspreid dat kantoren alleen maar geleid kunnen worden door partners. Daarnaast hebben veel grote kantoren een beetje een loopje genomen met de governance, door in de RvC alleen of met grote meerderheid partners te benoemen. Ja, dan krijg je een lekkere, goede, kritische cultuur. Om dat een beetje te verbloemen, is de commissie publiekelijk belang in het leven geroepen, maar dat was natuurlijk ook een tandeloze tijger.  Nee, accountantskantoren moeten gewoon voldoen aan de governanceregelgeving en als maatschappelijk bewaker van de governance moeten ze daar natuurlijk zelf in uitblinken. Dus: een goede kritische RvC met buitenstaanders daarin; dan schaffen we de commissie publiekelijk belang gelijk weer af. Natuurlijk moeten kantoren zelf hun bestuurders kunnen kiezen. Ik pleit daarbij wel voor meer professionaliteit. Dus geen bestuursfunctie met daarnaast nog een klantenportefeuille. En misschien moet die functie dan ook voor een wat langere periode worden bekleed.

7.3         Rechtvaardig verdienmodel

Binnen de discussie is het heel veel gegaan over het verdienmodel. Het eerste dat we als beroep moeten beseffen, is dat we een wettelijke taak hebben met een maatschappelijke rol. Anders gezegd: we hebben als beroep een wettelijk monopolie op een bepaalde vorm van dienstverlening. Dan moet je het niet raar vinden als dat maatschappelijke verkeer ook wat vindt van je beloning; zeker in de huidige tijdgeest.

Ik denk dat het belangrijk is dat accountantskantoren transparant zijn over hun verdiensten, zowel voor de wettelijke taak als voor de overige dienstverlening. Dat moeten ondernemingen al zijn in hun jaarrekening, dus waarom kantoren niet? OOB-kantoren zullen een separate winst-en-verliesrekening moeten opstellen voor de wettelijke dienstverlening, zodat inzichtelijk is wat er wordt verdiend binnen de wettelijke controlepraktijk. Eerder heb ik al gepleit voor een audit-only relatie in het OOB-segment. De kantoren zullen dus ook audit-only moeten rapporteren. Daarnaast zal inzichtelijk moeten zijn wat een auditpartner als beloning krijgt, wat daarvan afkomstig is vanuit de wettelijke controlepraktijk en welk deel hij krijgt door middel van een bijdrage vanuit andere dienstverlening binnen de groep. Zoals al aangegeven in §6.2, zal de wettelijke controlepraktijk een gezond rendement moeten behalen.

Of deze beloning te hoog is, moet het maatschappelijk verkeer bepalen. Ik denk dat in het geval wij weer naar een maatschappelijk relevant beroep toe kunnen groeien – met onder andere de genoemde maatregelen in § 6.1 – de beloning minder een issue zal zijn.

7.4         Naar een echte lerende cultuur binnen de accountancy

We moeten ook naar een echt lerende cultuur binnen de accountancy. De huidige PE-structuur heeft zijn langste tijd gehad, iedere accountant zal gestructureerd moeten werken aan zijn kennis. De kantoren moeten meer sturen op de competenties die accountants moeten bijleren. Alleen voor gestructureerde opleidingen met een examen worden nog PE-punten verstrekt. Dus geen lezingen, borrels, presentaties, etc. meer, maar echt gedegen opleidingen.

7.5         Vorming van een accountancylab

Het is ook wel een beetje tijd voor een renaissance in de accountancywetenschap. Mijn commentaar: te weinig vernieuwend, te weinig wetenschap, te weinig verbinding met andere disciplines. Het is daarom tijd voor een nieuw wetenschappelijk accountancylab. En even voor de duidelijkheid: dat moet niet worden ondergebracht bij een van de huidige ‘accountancyuniversiteiten’. Zo’n lab moet vanaf de grond worden opgezet en ruimte bieden voor innovatief accountancyonderzoek. Ik denk dan bijvoorbeeld aan onderzoek naar algoritmen, die ingezet kunnen worden voor de accountantscontrole. Of aan hoe we nu echt slimme audittoepassingen kunnen maken met gebruikmaking van geautomatiseerde controles in systemen. Dit alles past natuurlijk ook binnen de lerende cultuur binnen de accountancy. Studenten gaan een deel van hun stage doorbrengen in dit accountancylab en leveren zo al een eerste bijdrage aan de accountancywetenschap. Maar ook ervaren accountants komen na een aantal jaren weer eens in het lab om met de nieuwste simulatiesoftware aan hun skills te werken. Naast de eerder genoemde PE-punten zou iedere accountant ook om de zoveel jaar WB (wetenschappelijke bijdrage)-punten moeten halen om op die manier mee te werken aan de wetenschappelijke uitbouw van het beroep.

Geen opmerkingen: